Met een periodiek verrekenbeding spreken echtgenoten af wat ieder jaarlijks moet bijdragen aan de kosten van de huishouding en dat het geld wat over is van ieders inkomen na aftrek van de kosten van de huishouding, wordt verdeeld.
De wet bepaalt daarom dat dan alles wat bij einde huwelijk aanwezig is, geacht wordt te zijn ontstaan uit inkomen dat verrekend had moeten worden. Bewijs dat het aanwezig vermogen op andere wijze is ontstaan, is toegestaan.